- ongelijk
- ongelijk1{{/term}}〈het〉1 wrong♦voorbeelden:1 zijn ongelijk bekennen • admit oneself to be in the wrongik geef je geen ongelijk • I don't blame youhij had beslist ongelijk • clearly he was wrongiemand in het ongelijk stellen • prove someone to be/put someone in the wrong————————ongelijk2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord, bijwoord〉1 [niet gelijk] unequal; 〈niet gelijkend〉 different (from)2 [oneffen] uneven3 [onregelmatig] uneven♦voorbeelden:1 〈sport〉 ongelijke leggers/liggers • asymmetric barseen ongelijke strijd • an unequal fight〈wiskunde〉 ongelijke zijden/hoeken • unequal sides/angleshet is ongelijk verdeeld in de wereld • there's a lot of injustice in the world3 zijn hart sloeg ongelijk • his heart beat unevenly
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.